Attentiesteen Marechausseekazerne Leusden-Zuid

Deze attentiesteen ligt aan de Arnhemseweg tegenover nummer 20 in Leusden-Zuid.

Mareschausseekarzerne 1919-1999

De Marechausseekazerne, gebouwd in 1919 onder verantwoordelijkheid van de eerstaanwezend ingenieur der genie van het Eerste Commandement te Amersfoort, was er één van een standaardtype zoals er meerdere in Nederland gebouwd zijn.  De Rijkskazerne, zoals de officiële benaming was, werd gebruikt door een Brigade der Koninklijke Marechaussee. De zijvleugels werden bewoond door de commandant en zijn plaatsvervanger met hun gezin. In het middendeel waren op de begane grond twee arrestantencellen. De eerste etage bood woonruimte aan ongehuwde marechaussees. Aan de achterzijde van het kazernegebouw waren de paardenstallen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verviel het predicaat Koninklijk en in 1943 werd de Marechaussee omgedoopt tot Gendarmerie. Na de Tweede Wereldoorlog nam de Rijkspolitie zitting in het pand. In 1999 werd het gesloopt en verrees er een appartementencomplex.

Mareschaussekazerne 2015.
2015 – Foto: José Huurdeman

Vanaf de attentiesteen ziet de bezoeker een pand waarvan de contouren gelijkenis vertonen met het gebouw op de foto. De architect heeft zich laten inspireren door de statige kazerne.

Brigade Leusden in het interbellum

Krijn van Otterloo

Op de hoek van de Arnhemseweg en de Maanweg herinnert weinig of niets meer aan het gebouw dat daar tussen de beide wereldoorlogen een Brigade der Koninklijke Marechaussee huisvestte. Nadat de kazerne achtereenvolgens door de Koninklijke Marechaussee, de Marechaussee, de Gendarmerie en de Rijkspolitie gebruikt is, werd het gebouw in 1999 gesloopt. Er verrees op dezelfde plaats een mooi appartementencomplex waarvan de voorgevel – je moet dan wel veel fantasie hebben – de contouren van zijn illustere voorganger weergeeft. Hierna wordt nader ingegaan op de ‘Brigade Leusden’ in de periode tussen beide wereldoorlogen. Naast bronnenonderzoek werden in 2005 gesprekken gevoerd met de thans 87 jarige Jan Hendrik (Jan) van Beerschoten wiens vader van 1925 tot 1934 de scepter zwaaide op de brigade. Daardoor heeft Jan – geboren in 1918 – een groot deel van zijn jeugd in de buurtschap Bavoort doorgebracht. Hij weet zich nog veel te herinneren van dat oude gebouw, de omgeving en de mensen die er woonden en werkten.

Marechaussee personen

Van links naar rechts korporaal Eisses, korporaal Puim wachtmeester Van Harten,opperwachtmeester Van Beerschoten, wachtmeester Koetsier, korporaal Van Leur
Foto: archief Fam. Van Beerschoten

De openbare orde en veiligheid in het interbellum

Toen in 1994 een grootscheepse reorganisatie van het politieapparaat was voltooid en de Politiewet van kracht werd beschikte men in Nederland over een politieorganisatie. Tot dat tijdstip was de politiezorg een lappendeken van ministeries, instanties, functionarissen, bevoegdheden, enzovoorts. Zeker gold dat voor de periode tussen de beide wereldoorlogen in, het interbellum. De zorg voor orde en veiligheid zag er toen als volgt uit.

  1. De politiezorg op het Nederlandse grondgebied, uitgezonderd binnen de gemeenten, was een rijkspolitiezorg en werd uitgevoerd door:
    • Korps Rijksveldwacht ressorterend onder het Ministerie van Justitie
    • Het wapen der Koninklijke Marechaussee ressorterende onder het Departement van Oorlog. Overigens werd de organisatie voor het grootste deel bekostigd door het Ministerie van Justitie omdat er vrijwel uitsluitend civiele taken werden uitgevoerd.
  2. De politiezorg in de gemeenten – volgens de Gemeentewet van 1851 – was een gemeentelijke aangelegenheid en werd uitgevoerd door:
    • Gemeentepolitie ressorterend onder het Ministerie van Binnenlandse zaken maar het bevoegde gezag was de burgemeester. Zij hadden een bijzondere opsporings- bevoegdheid die beperkt werd tot bijzondere wetten en plaatselijke verordeningen. Door aanstelling als onbezoldigd gemeenteveldwachter kon algemene opsporingsbevoegdheid binnen de gemeente van aanstelling verkregen worden
    • Gemeente- veldwachters, met een algemene opsporingsbevoegdheid voor alle strafbare feiten binnen de gemeente. Zij waren echter onderworpen aan het bevoegde gezag van de commissaris der koningin. Veelal opereerde zij in de wat kleinere gemeenten die geen eigen gemeentelijk politiekorps hadden.
  3. De politiezorg binnen de krijgsmacht was zuiver een militaire aangelegenheid en werd uitgevoerd door:
    • Korps Politietroepen, opgenomen in de leger organisatie. De hoofdtaak vormde de politietaken binnen de Krijgsmacht. Maar ook werden zij wel ingezet ter beteugeling van woelingen

Brigade Leusden

Leusden was in het interbellum bepaald geen wereldstad. Er was zegge en schrijve een gemeenteveldwachter werkzaam die bovendien ook nog gemeentebode was en dus gemeentetaken te vervullen had. Dat was kennelijk voldoende. Maar voor de regio werd er vlak na de eerste wereldoorlog in Leusden een brigade van de Koninklijke Marechaussee opgericht. Deze ‘Brigade Leusden’ heeft zijn ontstaan onder andere te danken aan het feit dat er na beëindiging van de Eerste Wereldoorlog de justitiële autoriteiten en de burgemeesters veel klachten kwamen over onvoldoende politiezorg. Maar ook van de zijde van het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel kwam het verzoek tot uitbreiding van de politiezorg. Hun zorg was de handhaving van voorschriften op het gebied van de distributie van levensmiddelen. Denk hierbij vooral aan de smokkelhandel. Een en ander kwam pas in een echte stroomversnelling na de revolutionaire dreigementen in de Tweede Kamer – eind 1918 – van de socialistische voorman Pieter Jelles Troelstra (oprichter van de Sociaal Democratische Arbeiderspartij). Op 4 november 1919 werd dan ook als onderdeel van de 3e Divisie der Koninklijke Marechaussee – waarvan de divisiestaf overigens in Arnhem zetelde – het district Amsterdam opgericht Dit district bestond uit brigades in Watergraafsmeer, Sloterdijk, Wormerveer, Wassenaar, Loosduinen, Beverwijk, NieuwerAmstel, Bussum en Leusden. Een driekwart jaar eerder was de toekomstige brigade reeds – bij Koninklijk Besluit van 21 mei 1919 met nummer 5 – op 24 februari 1919 opgericht als detachement van zogenaamde ‘voeters’. Dit was een detachement of brigade die zijn werk ‘onbereden’ deed. Een ietwat misleidende naam want er waren natuurlijk wel fietsen in gebruik. In 1923 werd het echter een ‘bereden’ brigade. Het paard deed zijn intrede. Iedere brigade in Nederland had ongeveer dezelfde samenstelling. Zo kende de Brigade Leusden de volgende opbouw. De brigadecommandant in de rang van opperwachtmeester. Eén of twee onderofficieren in de rang van wachtmeester en verder waren er nog 3 á 4 marechaussees in de rang van korporaal. Al dit personeel was ‘gelegerd’ op de brigade. Men werkte en woonde dus op een en dezelfde locatie. Mede door de beperkte ruimte in het gebouw mochten echter alleen de brigadecommandant en zijn plaatsvervanger gehuwd zijn. In het interbellum commandeerden de volgende personen – allen in de rang van opperwachtmeester -de brigade. Vanaf 1923 was dat ‘dikke’ Marcusse. Hij kocht na zijn pensionering – als een van de eersten – een stuk grond aan de Schutterhoeflaan en bouwde daar een huis. Toen trad vanaf 1926 Van Beerschoten aan. Hij commandeerde de brigade gedurende een lange periode (van 1925 tot 1934). Van Oosten deed dat vervolgens weer heel kort (1934 en 1935) en tenslotte mocht Schoemaker vanaf 1936 tot aan 1940 als brigadecommandant het interbellum afsluiten. Na de tweede wereldoorlog werd de brigade niet meer uitgezet als onderdeel van de Koninklijke Marechaussee.

De Rijkskazerne

De kazerne is gebouwd in 1919 onder verantwoording van de zogenoemde Eerstaanwezend ingenieur der genie van het 1e Commandement te Amersfoort. Het was er een van een standaard – type zoals er meerdere in Nederland gebouwd zijn. De officiële benaming voor het gebouw was: ‘Rijkskazerne’. Het had dan ook alle kenmerken van een kazerne. Er woonde en werkte militair personeel en men was redelijk selfsupporting. Het gebouw in de buurtschap Bavoort stond aan de Arnhemseweg die ooit op die plek twee haakse bochten maakte. Vanwege de toenemende snelheid van de vervoersmiddelen werd de weg rechtgetrokken en stond het gebouw niet meer parallel aan de weg. Ter plaatse zijn een stukje klinkerweg en de aanzet van een bruggetje over de toenmalige Luntersche beek nog de stille getuigen van het oude tracé. Over de Arnhemseweg laten we Van Beerschoten aan het woord. De Arnhemseweg was een klinker weg en had geen straatverlichting. Mijn vader vond dat het geen pas gaf om een rijkskazerne in het donker te hullen en zorgde er persoonlijk voor dat rond 1925-1930 de eerste twee straatlantaarns werden aangesloten.

Autobussen

Overigens was het alleen druk op de Arnhemseweg als er in Amsterdam gevoetbald werd tegen Duitsland. Dan reden de Duitsers in allerlei automobielen en autobussen richting Amsterdam. Naast de kazerne liep in noordelijke richting een zogenaamd “aspad”naar boerderij “de Grift”van de familie Meiling. Dat was de Maansteeg, de huidige Maanweg. De kazerne bestond uit een hoofdgebouw en een stalgedeelte. Deze delen waren aan elkaar verbonden door een gang waarin onder andere een privaat voor het personeel was. De linker en rechter vleugel van het hoofdgebouw waren bestemd voor de gezinnen van de brigadecommandant en zijn plaatsvervanger. Zij waren exact in spiegelbeeld gebouwd. Voor die tijd zullen de woningen zeker luxe en groot zijn geweest. Deze twee woonvleugels hadden elk een eigen voordeur aan de straatzijde. Daarachter lag een gang waaraan links twee kamers en suite en rechts een grote woonkeuken, een bijkeuken, een berging en een privaat lagen. Van Beerschoten: De kamer en suite werd nooit gebruikt. Het was de enige kamer met een schouw maar we woonden in de keuken die met een gewone kachel verwarmd werd. Op de eerste etage hadden de beide woningen drie slaapkamers. Via een losse trap was de zolder bereikbaar. Het centrale deel van het gebouw betrad men via een deur die toegang gaf tot een lange gang die – via een trapje – doorliep tot in de stallen. Rechts van de gang in het hoofdgebouw lag een bureel dat ook bereikbaar was vanuit de keuken van de brigadecommandant (werken en wonen wilde nogal eens in elkaar ‘overlopen’). Voorts bevonden er zich in het middendeel van het hoofdgebouw de twee cellen – ieder voorzien van een brits – en een woon / slaapkamer voor een ongehuwde marechaussee. De bezettingsgraad van de cellen was nooit onrustbarend hoog. Af en toe mocht een dronkenlap er zijn roes uitslapen. Tenslotte was hier ook de keuken voor het ongehuwde personeel. Voor het overige personeel waren in het middendeel op de eerste etage woon / slaapkamers. Zoals reeds eerder opgemerkt stond haaks op het hoofdgebouw het stalgedeelte met daarin 8 boxen voor de paarden, een tuigkamer en een fietsenberging voor 10 dienstrijwielen. Boven de stallen was de hooizolder en uiteraard completeerde de mestvaalt op het terrein het geheel.

Wonen en werken op de brigade

Gezien de taakstelling van de Marechaussee – ordehandhaving – zal er een zekere afstand tot de bevolking bestaan hebben. Ook het wonen en werken onder één dak zal hebben bijgedragen aan het ontstaan van een soort subcultuur op de brigade. De invloed hierop door de hoogst aanwezige in rang – de opperwachtmeester in zijn rol als van brigadecommandant – zal ongetwijfeld groot zijn geweest. Hij bewoonde met zijn gezin de oost vleugel. Zijn plaatsvervanger – meestal een wachtmeester der eerste klasse – bewoonde de west vleugel. Een wat jongere – ongehuwde- wachtmeester bewoonde een kamer in het middengedeelte op de begane grond van het gebouw. De drie of vier (vrijgezelle) korporaals “woonden” in kamertjes op de eerste etage. We laten Jan van Beerschoten weer aan het woord. Alleen boven de rang van wachtmeester mocht er getrouwd worden. Gebeurde er een “ongelukje”dan was het einde oefening en kon je vertrekken! Hoewel er in het gebouw een keuken was voor het ongehuwde personeel waren de meeste toch elders in de kost voor wat betreft het eten en de bewassing.

Marechaussee stal
Stalgebouw achter de oude kazerne.
Foto: archief Krijn van Otterloo

De brigadecommandant was niet alleen de spin in het web met betrekking tot politiezaken maar hij bestierde ook de logistiek en de inwendige dienst van de brigade. Patrouilles te paard, te voet of op de fiets. Bekeuringen en Processen verbaal. Het doen van onderzoeken, het houden van schietoefeningen en theorielessen verzorgen zoals het werken met de “dactyloscopische kist”. Handhaving van de arbeidswet, de drankwet en de ijkwet. Maar ook zorgde hij voor voldoende hooi en stro en had contacten met de dierenarts in Amersfoort. Hij zag toe op het onderhoud aan de karabijnen, pistolen en klewangs van het personeel en stelde natuurlijk de wekelijkse dienstroosters op. Over de diensten weet Van Beerschoten zich ook heel wat te herinneren. Als er patrouilles gereden werden binnen de bewakingskring Musschendorp, Asschat, Stoutenburg, Leusbroek, Hamersveld en Leusden werd er afgetekend in het zogenaamde dienstblad bij wethouders, burgemeesters, hoofden der school enzovoorts. Er werd ook assistentie verleend aan de politie van Amersfoort. En als er Lunapark of circus in Hoogland was (in Amersfoort mocht dat kennelijk niet) werd er ook wel eens geassisteerd. Af en toe ging ’s nachts de telefoon: dan had er een aanrijding plaats gevonden.

Spioneren

Spannender was het als pa in opdracht van de Centrale Inlichtingendienst in burger op het terrein van de Internationale School voor wijsbegeerte aan de Dodeweg moest “spioneren” als daar congressen waren. En ook moest hij wel bijeenkomsten bijwonen van de SDAP – bijvoorbeeld in het Bos Birkhoven. Dat deed hij gewoon geüniformeerd. Verder had je nog de VVSU – Vereniging Vrienden Sovjet Unie- die in de gaten gehouden moest worden. Hij hield ook Van Zijst van het – fascistische – Zwart Front in de gaten. En dan was er nog de assistentie aan de VVH– Vertrouwens Veehandel. Hoe jong ik ook was, mijn vader vertelde veel over zijn werk. Ondanks de subcultuur op de brigade en een zekere afstand naar de lokale bevolking, heerste er toch een prettige sfeer in Bavoort. Het wonen op die plek was prettig voor een jeugdige Jan van Beerschoten. Hij kent dan ook nog steeds de meeste gezinnen uit de buurtschap bij naam: Ipenburg de wagenmaker, Veenendaal de smid, boer Donselaar, Geertsema, Van Loenen en Meiling, architect Pothoven, Van Reenen met z’n bakkerij en kroeg, Renes van de buurtwinkel, Timmerman, Struve, Van Wieringen en Gude , een kapitein van het KNIL (Koninklijk Nederlands-Indisch Leger), die later bij de NSB zou gaan. Hij vervolgt: Kinderen speelden met elkaar. Er werd gezwommen in de Luntersche beek. Ook hielp ik de boeren op het land. Ik zat op de “hark”of de “hooischudder” en reed zelfs voeren hooi. Mijn lagere school stond aan het Schoolpad. Het had twee lokalen en toen het zevende leerjaar er bij kwam werd er een lokaal bijgebouwd. Als ik van school naar huis terugfietste kwam er altijd een tamme kraai op m’n stuur zitten. Leuke tijd was dat. Lang heb ik echter niet op die school gezeten, want na twee jaar ging ik naar een lagere school in Amersfoort- vond pa beter voor mij – overigens niet meer op klompen – want dat vond pa ook beter voor mij. Als ik nog wel eens een reünie van de veteranen van het 10e Regiment Infanterie bezoek, rijd ik vanuit m’n woonplaats altijd via de Arnhemseweg langs de brigade, maar ja, daar is alles verdwenen. Jammer! En zo is het ook. Want mensen overlijden, landschappen veranderen, gebouwen raken in verval en culturen verdwijnen. Maar wat blijft is de historie. En die is bij deze verteld!

Marechaussee ansichtkaart
Marechaussee Kazerne
Foto: archief Krijn van Otterloo
    Bronnen:
  • Archief van het Museum der Koninklijke Marechaussee te Buren
  • Mr. W. van den Hoek: De geschiedenis van het wapen der Koninklijke Marechaussee
  • Jhr. D.J.H.N. den Beer Poortugaal: De Marechaussee grijpt in
  • Jos Breukers: De politiegeschiedenis op hoofdlijnen
  • Artikel van Krijn van Otterloo uit Leusden Toen februari 2006, 22e jaargang nr 1