Home » Attentiestenen » Attentiesteen Oude School Achterveld
Deze attentiesteen ligt aan de Hessenweg 309 in Achterveld.
Het pand waarin de oude school was gehuisvest dateert van 1764 en werd, gelegen aan de toen zo geheten Aernhemsen Wegh, in 1864 als boerderij verkocht. Het afvalwater werd geloosd op de Haarbeek voor het huis. Aan de weg stond de enige houten pomp van het dorp. Het achter-
huis had een koe- en paardenstal en nog een woning met een schuur en een varkenshok. Ook was er tot 1850 een bakkerij in gevestigd. Voordat in de gemeente een echte school werd gebouwd, werd eeuwenlang af en toe door iemand die kon schrijven en rekenen in de wintermaanden ‘school gehouden’ in een schuur of bakhuis. Het gerecht betaalde een geringe huur, terwijl de ouders degene die les gaf betaalden. Zo werd in dit huis in de achttiende en negentiende eeuw lesgegeven in lezen, schrijven en rekenen. Er werd zelfs illegaal mee doorgegaan nadat in 1841 de officiële school in Stoutenburg was opgericht. In 2007 werd deze ‘oude school’ afgebroken.
Twee vrijstaande woningen staan op de locatie waar tot 2007 een gebouw stond, opgetrokken uit baksteen en grijs gepleisterd. In oppervlakte royaal, maar niet in hoogte. Boven de ramen begon meteen het rieten dak. Rechts van de attentiesteen ligt de oprit naar huisnummer 309, daar lag ook de dam (oprit en ingang) naar de oude boerderij. Twee vrijstaande woningen staan nu op de plaats waar tot 2007 een gebouw stond, opgetrokken uit baksteen en grijs gepleisterd. In oppervlakte royaal, maar niet in hoogte. Boven de ramen begon meteen het rieten dak. Rechts van de attentiesteen ligt de oprit naar huisnummer 309, daar lag ook de dam (oprit en ingang) naar de oude boerderij.
Het gebouw is nooit een officiële school geweest, maar was een boerderij waarin ‘school gehouden werd’. Het was tot halverwege de negentiende eeuw de enige mogelijkheid om in het dorp onderwijs te genieten, omdat er nog geen school bestond. Veel kinderen gingen rond 1800 dan ook naar buurgemeenten op school waar het beter geregeld was. Zij gingen naar De Glind, Amersfoort, Leusden of Hoevelaken. Wel werden in de Franse tijd (1795-1813) enige verbeteringen doorgevoerd: in 1810 werd elke gemeente verplicht het gehele jaar onderwijs te bieden. Daarbij moest een onderwijzer verplicht aanwezig zijn, evenals schoolmateriaal. Er werd vastgelegd welke lesstof in welke klas aangeboden moest worden. Bovendien werd een schoolfonds ingesteld waaruit de onderwijzers (m/v) werden betaald. Ook moesten onderwijzers examen afleggen en werden ze afhankelijk van de resultaten in rangen ingedeeld.
In de eeuwen ervoor was in de gemeente Stoutenburg (Achterveld en Stoutenburg vormden tot 1969 een zelfstandige gemeente Stoutenburg) lang niet altijd gelegenheid om te leren rekenen, lezen en schrijven. Soms wierp iemand zich op om een of twee winters les te geven dan was er weer jaren niemand. De kinderen brachten wekelijks een paar stuivers schoolgeld mee voor de schoolhouder. Zo gaf in 1752 en 1753 Peel Gosense les in zijn schuur voor een vergoeding van vier gulden per jaar. Zander van Zijl hield in 1755 school in zijn bakhuis. De weduwe van Wouter Barten deed het ook voor een jaar, maar daarna was het dorp jarenlang verstoken van onderwijs. Jan Dirksen, de kleermaker hield het langer vol. Hij hield school in zijn huis van 1759 tot en met 1778.
In de grijze boerderij was, zoals de attentiesteen aangeeft, een schoollokaal ingericht waar decennialang is lesgegeven. Bewoner Teunis Greefhorst (1770-1839) gaf er in elk geval les vanaf 1821. Na zijn overlijden huurde de gemeente Stoutenburg het schoollokaal. Stephanus van den Hengel ging lesgeven in dit schoollokaal. Stephanus was een zoon van Hermanus van den Hengel, een vroegere schoolmeester die een paar winters op Daatselaar had lesgegeven. Hermanus was later opgeklommen tot schout, in de Franse tijd Maire genaamd en daarna, toen ons land een Koninkrijk werd, aangesteld als burgemeester. Hij stelde zijn zoon aan als waarnemend onderwijzer.
Drie maanden later zegde de weduwe, mevrouw Greefhorst, de huur op. Ze had kennis gekregen aan Jacob van Hoolhorst en hij wilde er zelf school gaan houden. Voor Stephanus van den Hengel werd een andere ruimte gehuurd. Jacob van Hoolhorst ambieerde de functie van waarnemend onderwijzer. Omdat deze functie al vergeven was, moesten mevrouw Greefhorst en haar partner Van Hoolhorst met de school stoppen. Mevrouw Greefhorst begon vervolgens een bewaarschool in haar boerderij. Een bewaarschool – waar kinderen door hun ouders in bewaring werden gegeven als zij zelf op het land werkten – mocht iedereen beginnen, daar was geen erkenning voor nodig. Mevrouw Greefhorst lette echter niet zo precies op de leeftijdsgrens van 6 jaar en de kinderen leerden er ook rekenen, lezen en schrijven. Bovendien solliciteerde Van Hoolhorst naar de functie van officiële aanstelling van onderwijzer. De burgemeester, die het steeds voor zijn zoon opnam, zag zich gedwongen beide kandidaten een examen te laten afleggen, om aan te tonen dat ook zijn zoon bekwaam was voor de functie. Deze slaagde slechts met moeite. De plannen om een echte school te bouwen, die tot dusver nog steeds op de plank hadden gelegen, werden nu doorgezet om uit de impasse te komen. Een echte school met de aangestelde onderwijzer Van den Hengel als schoolmeester, zou de andere partij genoodzaakt zien te stoppen met het geven van onderwijs, zo was de gedachte. In januari 1841 werd met de bouw van school en bovenmeesterswoning begonnen. Stephanus van den Hengel werd in 1841 de schoolmeester op de eerste openbare school in de gemeente Stoutenburg. Hij betrok school en woning op 21 juni van dat jaar. De school met bovenmeesterswoning lag in Musschendorp nabij het toenmalige gemeentehuis (boerderij De Ruyter).
De gemeente Stoutenburg had in 1841 dan wel een eigen school maar in het oude gebouw, in de grijze boerderij in Achterveld, werd toch nog doorgegaan met lesgeven. Mevrouw Greefhorst wilde graag klandizie en zag de nieuwe school het liefst gesloten. Zij vond dat zij als weduwe van de oude onderwijzer de oudste rechten had, maar de schoolopziener stelde haar in het ongelijk. Van Hoolhorst en Greefhorst werden gesommeerd te stoppen en gingen vervolgens door met lesgeven op een andere plaats: pal over de gemeentegrens die toen nog dwars door het dorp, net achter de kerk, liep. Zij vielen nu onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Barneveld. Uiteindelijk zijn ze na enkele jaren toch gestopt, wat het einde betekende van een heftige schoolstrijd in de gemeente Stoutenburg.
Het schoolgebouw in Musschendorp was niet bepaald duurzaam gebouwd. En de woning zelfs nog slechter. In 1863 ging Stephanus van den Hengel met pensioen en verhuisde. De woning en de school werden flink opgeknapt. De bovenmeesters die hem opvolgden bleven zich beklagen over de erbarmelijke toestand van het schoolgebouw dat trouwens maar uit een leslokaal bestond. Uiteindelijk werd in 1895 een hele nieuwe school gebouwd, op bijna dezelfde plaats. De nieuwe school had maar liefst drie lokalen. Het jaar daarop werd de bovenmeesterswoning gerenoveerd en de oude school gesloopt. Toen op 1-1-1901 de leerplichtwet inging, die kinderen van 6-12 jaar verplichtte tot het volgen van onderwijs, was de gemeente Stoutenburg daar al klaar voor.
In 1912 werd de RK Sint Jozephschool in Achterveld opgericht en begon in wat nu De Moespot is. De gemeente Stoutenburg bood de in 1927 opgerichte Vereniging tot stichting en instandhouding van Scholen met den Bijbel, het schoolgebouw in Stoutenburg (Musschendorp) aan. Zo werd in 1928 deze van oorsprong Openbare School in Stoutenburg een Nederlands Hervormde School met de Bijbel. Openbaar onderwijs werd vervolgens tot de komst van ’t Startblok in 1972 niet geboden. De Nederlands Hervormde School met de Bijbel verhuisde in 1969 naar het centrum van Achterveld. In 1980 veranderde de naam in De Regenboog. In 1996 moest De Regenboog sluiten wegens een teruggelopen leerlingenaantal. De ernaast gelegen bovenmeesterswoning, in 1916 vervangen door nieuwbouw, is nog steeds als woonhuis in gebruik.
Het grijsgepleisterde pand aan de Hessenweg in Achterveld waar een lange periode school gehouden is, werd in 1846 verkocht aan Gradus van Esveld die zich er vestigde als schoenmaker. In het pand was een roggebroodbakkerij met winkel. Venter Jan Evers bracht per kruiwagen het roggebrood rond. In 1861 verkocht Van Esveld het pand aan Goosen Wijntjes. Er werd toen ook nog een kamer en een stuk grond verhuurd aan Catherina van den Hengel. In de jaren daarna hebben meer daggelders en schoenlappers er een kamer gehuurd.
G. van Putten had een eigen loonwerkersbedrijf. Hij trouwde in 1941 met D. van Harskamp en het jonge paar betrok dit gebouw dat zij huurden van Van den Born. In 1948 kocht Van Putten het pand. In 1969 werd er verbouwd. De tweeruitsvensters en vierruitsvensters verdwenen en grote ramen kwamen ervoor in de plaats, wat het geheel een ander aanzicht gaf. In 1972 kocht de volgende generatie het huis weer over. Zij verkochten het pand in 2003. Toen sloop dreigde heeft een lokale actiegroep, die streed voor behoud van de ‘Oude school’ nog tevergeefs getracht dit te voorkomen.