Home » Attentiestenen » Attentiesteen Tabaksschuur ’t Spul Leusden-C
Deze attentiesteen ligt op de hoek van de Hamersveldseweg 86 en de Dissel in Leusden-C.
Vanaf het midden van de zeventiende eeuw tot halverwege de negentiende eeuw kende Leusden een belangrijke tabakscultuur. Veel boerderijen hadden een tabaksschuur, soms met een lengte van tachtig tot honderd meter, waar de tabaksbladeren werden gedroogd. In 1777 kocht de vermogende tabakshandelaar Benjamin Cohen 51 hectare grond rondom de hofstede de Busaert. Alle grond werd geschikt gemaakt voor de tabaksteelt. Tweehonderd meter achter de Busaert bouwde hij een opzichterswoning met een tabaksschuur van honderd meter lang, in de volksmond ’t Spul genoemd. Begin negentiende eeuw werd de tabaksplantage verkocht. ’t Spul werd een boerderij waarbij twintig meter van de tabaksschuur overbleef. Bij de aanleg van de wijk Groenhouten verdween de boerderij maar bleef de schuur behouden. Wegens bouwvallige staat werd de laatste tabaksschuur van Leusden in 1978 afgebroken.
De laatste tabaksschuur van Leusden lag, gemeten vanaf de attentiesteen, nog 300 meter verder De Dissel in, achter de basisschool De Hobbit. De vijver markeert de locatie waar de opzichterswoning, later boerderij ‘t Spul met de schuur gestaan hebben. In Hamersveld waren wel meer van dergelijke grote plantages met schuren van wel honderd meter lang. Ook op Heiligenberg was er één en in Stoutenburg bij boerderij Nieuw Horst. De gewone boer had een tabakshoekje waarvoor een kleine schuur voldoende was.
Het is merkwaardig dat een zo belangrijk middel van bestaan als de inlandse tabaksteelt in onze omgeving vrijwel geen spoor heeft nagelaten. Vooral voor Amersfoort is de teelt van en de handel in tabak de kurk geweest waarop de economie drie eeuwen dreef, wat maar weinig bekend is. Door de ontdekkingsreizen naar Amerika in het einde van de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw kreeg de tabak in Europa bekendheid. In de tuinen van Span je en de Zuidelijke Nederlanden werd in die tijd de tabak als sierplant en geneesmiddel geteeld. Langzamerhand kreeg de tabak, ondanks strenge verbodsbepalingen, in de eerste helft van de zestiende eeuw in onze gewesten vaste voet als genotrniddel. De telers van de tabak in Amersfoort kwamen naar alle waarschijnlijkheid uit Engeland en Schotland waar de teelt verboden was. Op grond van een acte van 25 oktober 1625 is aannemelijk dat na dat jaar voor het eerst tabak in Amersfoort werd verbouwd.
In het begin van de zeventiende eeuw was er een teruggang in twee belangrijke middelen van bestaan t.w. “de brouwnering” (brouwerijen) en de textielnijverheid. Dit had tot gevolg dot de ondernemers nieuwe mogelijkheden voor hun kapitaal zochten terwijl aan de andere kant werkkrachten beschikbaar kwamen. Dit was vooral voor de tabaksbouw van belang omdat die teelt zeer arbeidsintensief was. Bovendien was veel ongeschoolde arbeid vereist waar vooral vrouwen, kinderen en zelfs invaliden werk vonden. Niet alleen de bovengenoemde vermogende kooplieden, waaronder een aantal joden, maar ook de stedelijke overheid zocht nieuwe wegen voor economische activiteiten. Zo hielden in de loop van de zeventiende eeuw ook leden van de vroedschap zich met de tabaksteelt bezig. Dit had tevens tot gevolg dot de teelt en handel van de inlandse tabak door het stadsbestuur werd gesteund, wat onder meer tot uitdrukking kwam in zeer matige belastingen. De grond in en om Amersfoort was geschikt voor de teelt, waarbij ook grote hoeveelheden mest nodig waren. Via de Eem kon die mest worden aangevoerd, terwijl de export via de Eem en de Zuiderzee kon geschieden. Aanvankelijk werd de tabak binnen de stadsmuren verbouwd en had het karakter van tuinbouw in kleine percelen. maar al spoedig nam de vraag toe zodat ook de teelt moest worden uitgebreid. Van 58 planters in 1636 nam het aantal tot 200 in 1750 toe. Een probleem bij de teelt was dat de tabaksbladeren na de oogst gedroogd moesten worden. Aanvankelijk geschiedde dat op zolders van kerken, kloosters en kapellen en zelfs op de zolder van het stadhuis. Later verrezen rond Amersfoort grote droogschuren “veele in lengte en breedte als kerkgevaarten, ja sommige veel groter”. Ook Leusden had droogschuren. Een overblijfsel van een schuur bij “’t Spul” werd enige jaren geleden gesloopt. De teelt van de tabak was voor Amersfoort een “hoofdneeringe”. Zo telde de stad in het begin van de achttiende eeuw ongeveer 8000 inwoners, waarvan 1200 direkt bij de tabaksbouw waren betrokken. In drukke tijden waren dat er zelfs 1600! Daarnaast vonden 2800 Amersfoorters indirect hierbij werk zoals timmerlieden, schippers, mandenmakers, waagknechten, expeditiepersoneel, pijpenmakers en fabrikanten van tabak- en snuifdozen. Van Amersfoort breidde de teelt zich uit naar Nijkerk, Woudenberg, Leusden, Barneveld, Ede en Wageningen maar de tabak werd vrijwel uitsluitend via Amersfoort verhandeld en geëxporteerd. Afzetgebieden waren Denemarken, Noorwegen, Rusland, de Baltische landen en Frankrijk.
Bij de ontwikkeling van de inlandse tabaksteelt in Amersfoort en omgeving hebben de joden een grote rol gespeeld. Dit is o.a. toe te schrijven aan het feit dat de joden zich vrij in de stad mochten vestigen en bescherming van het stadsbestuur ondervonden. De eerste Spaanse en Portugese joden kregen in 1654 toestemming om in de stad te wonen. Twee families t.w. de familie Italiaander en Cohen hebben zich vooral met de tabak beziggehouden. Zowel Jonas als zijn broer Samuel Cohen waren tabakshandelaren van formaat maar de belangrijkste vertegenwoordiger van de familie Cohen was Benjamin Cohen die in 1726 werd geboren en zich ook met de teelt en handel van tabak bezighield. Onder zijn leiding kwam de zaak tot grote bloei. In 1780 liet hij een nieuw huis bouwen aan de Zuidsingel in Amersfoort (het huis met de paarse ruitjes) en hij kon in die tijd tot de miljonairs gerekend worden. Hij onderhield goede betrekkingen met financiële kringen in Engeland en Duitsland en gaf aan het stadhouderlijke hof financiële adviezen. Daarnaast was hij een geleerde van grote faam. Hij breidde zijn bezit aan tabaksplantages voortdurend uit, niet alleen in en om Amersfoort, maar ook in Hoevelaken, Isselt, Woudenberg en Leusden.
Over het aantal tabaksplanters in Leusden en de omvang van hun plantages is weinig of niets bekend. Wel weten wij dat Benjamin Cohen in 1778 de hofstede “de Busaert” (groot 51 morgen = circa 40 hectare) gelegen in het toenmalige Hamersveld kocht. Hij liet het hele terrein herontginnen voor de verbouw van tabak. Ongeveer halverwege tussen de Hamerveldse weg en de Grift liet hij een redelijk groot huis bouwen en bij de voormalige boerderij “’t Spul”, dat ook tot “Busaert” behoorde, verrees een tabaksschuur. Door de teruggang in de tabaksteelt werd de hofstede “de Busaert” in drie gedeelten in 1801, 1803 en 1806 verkocht. De laatste verkoop betrof 4 morgen “zwaar en best tabaksland.” Bovendien was Helmich Warneke rond 1725 een Leusdense tabaksbouwer. Hij was eigenaar van de boerderij “de Zuidwind” die nog steeds bestaat. Willem Hendriks, een rijke tabaksboer, bezat tabaksland aan de Oostzijde van de Hamerveldse weg. De arbeiders in de Leusdense tabaksteelt kwamen als seizoenswerkers hoofdzakelijk via Heiligenberg en de Grift uit Amersfoort. De in Leusden geteelde tabak werd via Amersfoort verhandeld.
De Amersfoortse tabak had grote stugge bladeren en de kwaliteit liet te wensen over. Het had een sterke bittere smaak. (Amer-fort = bitter-sterk). Het werd gebruikt als rook- en pruimtabak maar was niet geschikt voor sigaren en sigaretten. Een goede toepassing vond de tabak in de fabricage van snuif, waar het werd vermengd met kruiden en zelfs met jenever of cognac. Het snuiven was een modeverschijnsel, vooral in Frankrijk waardoor de Amersfoortse tabak een goed afzetgebied vond. In Amersfoort herinnert “de Snuifmolen” (Weverssingel) aan de fabricage. De beste tijd voor de Amersfoortse tabak was als er door oorlogshandelingen geen aanvoer uit de West mogelijk was. Daarbij zijn de volgende uitzonderlijke perioden te onderscheiden: De Derde Engelse oorlog (1674-1678), de Amerikaanse Vrijheidsoorlog (1774-1783) en het Continentale Stelsel (1806-1812). In de laatst genoemde periode werd de tabak vijf maal zo duur als daarvoor. Maar ook de tussenliggende jaren waren gunstig voor de handel in de Amersfoortse tabak, welke in grote hoeveelheden werd geëxporteerd. Zo had de uitvoer in 1787 een waarde van toen Fl. 1.200.000,– terwijl 1798 het gouden tabaksjaar was, “zaaden ener plant waar onze Eemstad goud uitpuurt.” Directe aanleiding tot de teruggang van de inlandse tabaksteelt was de Tabaksregie van Napoleon die de teelt en verwerking van tabak verbood. Nadien werd in het begin van de negentiende eeuw uit Amerika tabak in steeds grotere schepen geïmporteerd. Dit was vooral het geval na 185??? n met de zeer goede tabak uit Java, die bovendien geschikt was voor de fabricage van sigaren. Alleen in de oorlogsjaren van 1940-1945 werd door een aantal amateurs nog tabak voor eigen gebruik geteeld. Het is jammer dat de tabaksschuur bij “’t Spul” is afgebroken,en plaats gemaakt heeft voor een plantsoentje, zodat alleen de namen Cohensteeg en Tabaksteeg herinneren aan een economische activiteit die ook voor Leusden van betekenis is geweest.
Boerderij ’t Spul, die eind jaren ’70 plaats maakte voor de bouw van wijk Groenhouten.
Op het dak is de klok te zien waarmee het landvolk naar de boerderij werd geroepen voor de “middagmuis”of de koffie.
foto: archief Frans van Loenen Uit Historische Kring Leusden verenigingsblad Leusden Toen 18e jrg. 2002 nr. 2
Dhr. Ronald van der Bie hield op 25 april 2002 een lezing over ‘Tabaksteelt en Tabakscultuur’. Tijdens de rondvraag noemde dr. C.G.van den Hengel uit het hoofd de boerderijen in Hamersveld, waar naar zijn informatie vroeger tabak was verbouwd. Een indrukwekkende prestatie! Wij hebben dhr.Van den Hengel verzocht zijn informatie op papier to zetten, zodat deze met verloren zou gaan. Hier volgt een beknopt overzicht. Het origineel is in onze bibliotheek opgenomen.
Afkortingen en Toelichtingen:
G = gebint of spant (ca. 4 meter, voorheen 6e1?)
L = lengte in gebinten
Roede = Als lengtemaat 12 voet of ca. 3,77 meter
Als oppervlaktemaat ca. 14,2 vierkante meter
Morgen = 600 vierkante roeden = ca.0.85 ha of bunder
Prot. = Prothocollen (notulen van vrijwillige rechtzittingen 1605 – 1809)
Het merendeel van de informatie is aan deze Prothocollen ontleend
Bruiker = (Ge)bruiker van het onroerende goed. Meestal de pachter, maar soms ook de eigenaar
B.G. = Belangrijke gegevens
E.V. = Eerste vermelding in documenten
De route gaat van zuid naar noord door Hamersveld. Alle grote schuren stonden op afstand van het woonhuis
Zuidwind. L 26 of ca. 100 meter. E.V. 2-7-1746. B.G: De bekende tabaksboer Warneke was rond 1720 eigenaar van deze boerderij. De Tabakssteeg in Leusden-Zuid herinnert aan de periode van de tabaksteelt.
Kleine Kapel. B.G: De varkensschuur is de na ca. in 1870 verbouwde tabaksschuur. Gart van den Hengel Wozn. had tot dan een dagtaak aan de tabaksteelt.
Grote Kapel. B.G: Er is op dit erf een perceel dat vanouds het `Tabakshoekje’ heet. Omdat er geen gegevens zijn omtrent een tabaksschuur, lijkt het dat ooit bij gunstige tabaksprijzen de buurman een geschikt perceel tegen een hoge pacht tijdelijk heeft verhuurd.
De laatste tabaksschuur- van Leusden achter boerderij “`t Spul. Eind 1970 moest deze wijken voor de nieuwbouw van de wijk “Groenhouten.
Foto: archief Historische Kring Leusden
Het Klooster. Deze naam vindt men pas in 1799 in de Prothocollen. Voordien werd de boerderij aangeduid met de naam van de eigenaar. Uit betrouwbare bron is bekend dat de varkensschuur een voormalige tabaksschuur is.
De Hemel. L: 12 gebinten? E.V.: 24 april 1739. Tabaksschuur, kisten en luiken uitgezonderd van verkoop. B.G.: Deze schuur, die omstreeks 1935 werd gesloopt, was een schuur met lage zijwanden en waarschijnlijk dwarse luiken.
Klein-Wildenburg. 12 Oktober 1781. Tabaksland, bij Thijs Gerrits in gebruik, de bruiker van Groot-Wildenburg. Daar zal de tabaksschuur hebben gestaan en het tabaksland zijn geweest.
Claverenbladt. L: 10 gebinten? EX.: 27 februari 1759. B.G: De kolossale schuur was in 1919 nog intact. Het `bouwhuis’ van Claverenbladt dateert van 1603, ruimschoots voor het begin van de tabaksteelt. De tabaksboer van ‘Claverenbladt’ heeft, als de prijzen gunstig waren, tijdelijk geschikt tabaksland van zijn buurman op Groenhouten bijgepacht.
Groenhouten. L: 21 gebinten. E.V.: 1746. B.G.: De boerderij kreeg rond 1766 zijn naam en had in 1772 zeven morgen Tabaksplantagie en een gelatte tabaksschuur. In 1792 luidt de omschrijving: `De buijtenplaats, bestaande in een Heeren Huijsinghe, Hoff en Hoffstede met de annexe kamer off daghuurderswooninge, tabaksschuren, spijlen en planken, mitsgaders ladders daarin zijnde en behorende tabakskisten, luijken en hangers, tabaks- en andere landen, laanen off steegen, gragten en slooten, genaamt Groenhouten’.
Murckhoven. L: 21 gebinten. B.G.: Murchhoven – het latere Munnikhoven – heeft tot in de 18e eeuw een geheel met Groenhouten gevormd. Een omschrijving uit 1747 noemt ‘omstreeks zeventien morgen tabaksboulant’.
De Biesart. L: 12 gebinten. B.C.: De Biesart, ook wel Busert geheten, werd door de bekende tabakskoopman Benjamin Cohen te Amersfoort in 1778 gekocht. Er was toen nog geen sprake van een tabaksschuur. Het erf werd door hem opgesplitst. De kern ervan werd gevormd door ‘1000 roeden zwaar oud tabaksland’.
Het Spul. L: 13 gebinten. B.G.: Het Spul is een afsplitsing uit ca. 1800 van De Biesart. In 1808 is sprake van een schuur van 52 linden (= 27 gebinten). De laatste tabaksschuur van Leusden, met een lengte van 20 meter, stond op Het Spul en moest rond 1978 voor nieuwbouw wijken (zie foto’s).
Langebeek. Volgens de overlevering zou een tabaksschuur op de plaats van de latere varkensschuur hebben gestaan.
Rozendaal. Volgens de overlevering zou een tabaksschuur op de plaats van de latere varkensschuur hebben gestaan.
Zwartesteeg. Idem. (De kadasterkaart van 1832 laat een forse schuur zien).
Matelagen. B.G.: Heyman Warneke, getrouwd met Adriana Matelagen, is in 1788 eigenaar van tabaksland.
Princenhoff. L: 20 gebinten en 40 voet. B.G.: De ‘Princenhofstede’ was gebouwd op het terrein van de Heiligenberg. De Amsterdamse tabakskoopman Jan Agges Scholte, ambachtsheer van Aschat, verkoopt het erf in 1740 na opsplitsing van de Heiligenberg aan Coenraad Temminck.
Heiligenberg. L: 220 voet (= 18 gebint?). B.G.: Jonker Carel Alexander van Berck liet bij zijn faillissement in 1678 benodigdheden voor de tabaksbouw achter. De grote schuur dateert van na zijn tijd.
Elders in Hamersveld. 1761. 1 1/4 morgen tabaksland met tabaksschuur langs de Swarteweg. 1762. Een tabaksschuur aan de Brink, op het Spiegel. 1765. De Davelaak, met 32 morgen elk-, els- en esbos, alsmede tabaksland. 1778. Drie morgen tabaksland tussen Hamersveldseweg en Ursulinensteeg. 1806. Vijftien morgen(?) tussen Davelaak en de Brink.
In Stoutenburg.
Nieuwhorst. L: 10 gebinten. B.G.: Melding van een nieuwe tabaksschuur in 1705. In 1719 publieke verkoping van tien morgen ’toebackx en boulant’.
Elders in Stoutenburg.
1802. Tussen de Driftakker en de Heiligenbergerweg.
Rond de inmiddels vervallen tabaksschuur krijgt de wijk “Groenhouten ” vorm.
Foto Janus Visser